1. Analyse van mobiliteit: De therapeut beoordeelt bewegingsuitslagen, gewrichtsstijfheid, spierbalans, ademhaling en beweegpatronen.
2. Gerichte mobilisatie: Je krijgt zachte mobilisaties, hogesnelheidstechnieken (indien nodig), technieken voor ribben/heupen/SI, en fascia- en weefselbehandeling.
3. Actieve koppeling: Direct na de behandeling volgt vaak: Korte stabiliteitsoefeningen, motor control training, en praktische houdingsadviezen, om de nieuwe beweegruimte vast te houden.
Wanneer een gewricht niet beweegt zoals het hoort, ontstaat er compensatie. De onderrug doet dan te veel werk. Dit leidt tot:
- Overbelasting en Spierspanning.
- Pijn en moeite met bewegen.
- Verstoorde stabiliteit.
Manuele therapie herstelt de basis: een rug die vrij en soepel beweegt. Daarna zorgt fysiotherapie en oefentherapie voor duurzame kracht en controle.